TY - BOOK
T1 - De wereld van 't Hart
T2 - een case study van de lespraktijk van Johan 't Hart
AU - van der Meer, Kees
AU - Bisschop Boele, Evert
PY - 2018/11/7
Y1 - 2018/11/7
N2 - In de zoektocht naar relevant muziekonderwijs vanuit het theoretisch concept idiocultureel muziekonderwijs, van Evert Bisschop Boele, is de eigenzinnige lespraktijk van muziekdocent Johan ’t Hart drie maanden intensief gevolgd om tot een gedetailleerde beschrijving van zijn manier van werken te komen. De onderzoeksvraag die centraal stond is: ‘In welke mate schept Johan ’t Hart in zijn muzieklessen een leersituatie (leerwereld) die te karakteriseren is als idiocultureel muziekonderwijs?’
Het theoretisch kader voor deze studie is idiocultureel muziekonderwijs (Bisschop Boele 2015). Op de achtergrond speelt een aantal andere concepten een rol, bijvoorbeeld biografisch leren (Alheit & Dausien, 2000) en subjectivering (Biesta 2010). De talentendriehoek (Veenker et al., 2017) wordt gebruikt om de manier waarop leerling, docent en taak invloed op elkaar hebben te duiden. Op basis van dit theoretisch kader is een zevental vuistregels voor de vormgeving van idiocultureel muziekonderwijs geformuleerd.
Vervolgens zijn data verzameld over de praktijk van ’t Hart. De data gebruikt in deze casestudy zijn lesobservaties, interviews met zowel leerlingen als Johan ’t Hart, documenten en literatuurstudie. Op basis van een kwalitatieve analyse is bekeken in hoeverre de vuistregels terug te herkennen zijn in ’t Hart’s lespraktijk. De conclusie is dat veel van de vuistregels te herkennen zijn – en dat de (idiosyncratische) manier waarop ’t Hart de vuistregels in de praktijk laat zien vooral ook leidt tot nieuwe discussie en reflectie.
AB - In de zoektocht naar relevant muziekonderwijs vanuit het theoretisch concept idiocultureel muziekonderwijs, van Evert Bisschop Boele, is de eigenzinnige lespraktijk van muziekdocent Johan ’t Hart drie maanden intensief gevolgd om tot een gedetailleerde beschrijving van zijn manier van werken te komen. De onderzoeksvraag die centraal stond is: ‘In welke mate schept Johan ’t Hart in zijn muzieklessen een leersituatie (leerwereld) die te karakteriseren is als idiocultureel muziekonderwijs?’
Het theoretisch kader voor deze studie is idiocultureel muziekonderwijs (Bisschop Boele 2015). Op de achtergrond speelt een aantal andere concepten een rol, bijvoorbeeld biografisch leren (Alheit & Dausien, 2000) en subjectivering (Biesta 2010). De talentendriehoek (Veenker et al., 2017) wordt gebruikt om de manier waarop leerling, docent en taak invloed op elkaar hebben te duiden. Op basis van dit theoretisch kader is een zevental vuistregels voor de vormgeving van idiocultureel muziekonderwijs geformuleerd.
Vervolgens zijn data verzameld over de praktijk van ’t Hart. De data gebruikt in deze casestudy zijn lesobservaties, interviews met zowel leerlingen als Johan ’t Hart, documenten en literatuurstudie. Op basis van een kwalitatieve analyse is bekeken in hoeverre de vuistregels terug te herkennen zijn in ’t Hart’s lespraktijk. De conclusie is dat veel van de vuistregels te herkennen zijn – en dat de (idiosyncratische) manier waarop ’t Hart de vuistregels in de praktijk laat zien vooral ook leidt tot nieuwe discussie en reflectie.
KW - muziekonderwijs
KW - voortgezet onderwijs
KW - idiocultureel muziekonderwijs
KW - music education
KW - secondary education
KW - idiocultural music education
M3 - Report
BT - De wereld van 't Hart
PB - Hanzehogeschool Groningen - Kenniscentrum Kunst & Samenleving
CY - Groningen
ER -